Premiekortingen 2016
Een premiekorting is een jaarlijkse korting op de totale loonbelasting die de werkgever ontvangt wanneer hij iemand in dienst heeft die uit een bepaalde doelgroep komt. Werknemers uit deze doelgroepen komen vaak moeilijk aan het werk, zoals bijvoorbeeld arbeidsgehandicapten. Door werkgevers tegemoet te komen, komen mensen uit deze doelgroepen sneller aan het werk. Aan deze premiekortingen zijn een aantal regels verbonden. Deze zullen wij in dit artikel uiteenzetten.
1. Premiekorting bij in dienst nemen oudere werknemers
2. Premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers
3. Premiekorting jongere werknemers
4. Premiekortingen berekenen
5. Premiekortingen verrekenen en toetsen
1. Premiekorting bij in dienst nemen oudere werknemers
Wanneer een werkgever in 2016 een uitkeringsgerechtigde die 56 jaar of ouder is in dienst neemt, heeft hij recht op de premiekorting. Het is van belang dat de werknemer uitkeringsgerechtigd was voordat hij in dienst kwam, waarbij de volgende uitkeringen voldoen voor het recht op de premiekorting:
- Een werkloosheidsuitkering (WW, IOW, wachtgeld) Hieronder valt ook een uitkering waarmee UWV de verplichting van een betalingsonmachtige werkgever overneemt.
- Een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO, WIA, Wet Wajong, Waz, Wamil).
- Een nabestaandenuitkering (Anw).
Hierbij gelden extra eisen, namelijk dat deze werknemer tenminste 2 jaar recht had op de nabestaandenuitkering en in deze periode geen arbeidsinkomen heeft ontvangen.
- Inkomensondersteuning Wet Wajong.
- Een bijstandsuitkering (Participatiewet, IOAW, IOAZ).
- Uitkeringen op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.
Hoogte premiekorting
Wanneer de werkgever zo’n werknemer in dienst heeft en deze ten minste 36 uur per week werkt, heeft de werkgever recht op een premiekorting van 7.000 euro per jaar. Wanneer de werknemer minder dan 36 uur per week werkt, wordt de premiekorting per jaar evenredig verlaagd. Premiekortingen kunnen nooit hoger zijn dan het bedrag dat aan premie betaald moet worden. De premiekortingen kunnen daarnaast maximaal 3 jaar worden toegepast en uiterlijk totdat de werknemer de AOW-leeftijd heeft bereikt. Het maakt verder voor de premiekorting niet uit of de werknemer een vast of tijdelijk contract heeft, hoe hoog de uitkering was en of de werknemer nog steeds een uitkering ontvangt.
Doelgroepverklaring aanvragen
Wanneer de werkgever de premiekorting in dienst nemen oudere werknemers toe wil passen, moet hij een doelgroepverklaring van een uitkeringsinstantie (bijvoorbeeld UWV) hebben waaruit blijkt dat de werknemer voor indiensttreding recht had op een uitkering. Deze moet bewaard worden bij de loonadministratie. De werknemer vraagt deze doelgroepverklaring aan, tenzij de werkgever door de werknemer gemachtigd wordt deze aan te vragen.
Nieuwe leeftijdsgrens
Voorheen was de voorwaarde voor het recht op premiekorting oudere werknemers een leeftijd van 50 jaar of ouder. Sinds 1 januari 2015 is dit verhoogd naar 56 jaar of ouder. Door de verhoogde leeftijdsgrens van de premiekorting oudere werknemers is het overgangsrecht ingesteld. Dit houdt in dat wanneer een premiekorting al op 31 december 2014 is toegepast, deze blijft gelden. Wanneer een werknemer pas na 1 januari 2015 in dienst is gekomen, is de premiekorting slechts toe te passen wanneer de werknemer een leeftijd van 56 jaar of ouder heeft.
Samenloop van premiekortingen
Het kan voorkomen dat een werkgever zowel recht heeft op de premiekorting oudere werknemers als op de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers. Deze premiekortingen kunnen niet tegelijkertijd toegepast worden. Wanneer beide rechten gelden, dient enkel de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers toegepast te worden.
Uitzonderingen
Er zijn een aantal uitzonderingen waarbij de werkgever het recht op de premiekorting niet of niet opnieuw krijgt:
- Voor een werknemer waarvan de dienstbetrekking is geëindigd en voor wie de werkgever tijdens deze dienstbetrekking geen recht had op de premiekorting oudere werknemer en die binnen 6 maanden weer bij deze werkgever in dienst treedt.
- Een werknemer die al in dienst is en die meer uren gaat werken of een andere functie krijgt. Wanneer er al een bestaand recht was, zal deze gewoon doorlopen.
- Bij direct opeenvolgende dienstverbanden, waarbij er geen sprake is van een nieuwe dienstbetrekking, zoals een tijdelijk contract.
- Voor dienstbetrekkingen die op grond van de Wet sociale werkvoorziening (WSW) volledig gesubsidieerd zijn of die vallen onder zogenoemd beschut werk op grond van de Participatiewet. Wanneer ze deels gesubsidieerd zijn is het recht op de premiekorting wel mogelijk.
Premiekorting toepassen
Om de premiekorting toe te kunnen passen heeft de werkgever geen toestemming van de Belastingdienst nodig. Daarnaast mogen de premies werknemersverzekeringen waarmee werkgever de premiekorting verrekent op andere werknemers betrekking hebben dan op de werknemer(s) waarvoor werkgever recht heeft op de premiekorting. Verder is de premiekorting maximaal 3 jaar toepasbaar. Wanneer de premiekorting al 3 jaar voor een werknemer is toegepast en deze wordt vervolgens opnieuw in dienst genomen, kan de premiekorting niet ook opnieuw worden toegepast.
Werknemer opnieuw in dienst na onvolledige premiekortingperiode
Het kan zijn dat een werkgever de dienstbetrekking heeft beëindigd van een werknemer waarvoor hij de premiekorting heeft toegepast voor de maximale periode van 3 jaar. Wanneer de werkgever deze werknemer binnen 3 jaar na afloop van de premiekorting periode weer in dienst neemt, mag de werkgever de premiekorting oudere werknemers niet meer toepassen voor deze werknemer.
Uw werknemer neemt volledig onbetaald verlof
Een onderbreking van het dienstverband kan gevolgen hebben voor de periode waarin de werkgever de premiekorting oudere werknemers mag toepassen. Deze gevolgen zijn afhankelijk van de duur van de onderbreking. Wanneer het dienstverband minder dan 3 maanden onderbroken is kan er vanuit gegaan worden dat er geen onderbreking heeft plaatsgevonden en mag de premiekorting nog steeds de volledige 3 jaar toegepast worden. Dit houdt in dat als de premiekorting vanaf 1 januari 2015 is toegepast en het dienstverband 1 maand is onderbroken, de premiekorting daarna hervat kan worden en 1 februari 2018 pas eindigt. Wanneer het dienstverband langer dan 3 maanden onderbroken is, zal de premiekortingsperiode niet worden verlengd, maar maximaal 3 jaar blijven.
Uw werknemer neemt volledig onbetaald verlof
Als een werkgever een werknemer in dienst heeft waarvoor premiekorting in dienst nemen oudere werknemers is toegepast en deze volledig onbetaald verlof opneemt, heeft de werkgever geen recht meer op de premiekorting. De premiekorting is namelijk gekoppeld aan het aantal overeengekomen of uitbetaalde uren en bij een onbetaald verlof zijn deze overeengekomen uren nul. Voor het hervatten van de premiekorting na een onbetaald verlof gelden dezelfde regels als wanneer een dienstverband is onderbroken.
Werknemer werkt niet meer
Wanneer een werknemer nog wel in dienst is, maar niet meer werkt omdat hij bijvoorbeeld een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, heeft de werkgever geen recht op de premiekorting oudere werknemers.
Overname onderneming
Wanneer een onderneming overgenomen wordt, kan het zijn dat er werknemers mee overkomen, waar de oude werkgever premiekorting voor toepaste. De nieuwe werkgever kan deze premiekortingen dan voor de resterende periode overnemen. Er is sprake van een overname bij een fusie of splitsing, maar bijvoorbeeld ook wanneer een eenmanszaak in een bv wordt ingebracht.
2. Premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers
De premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers kan toegepast worden voor werknemers die al in dienst zijn of die nieuw in dienst komen. Wanneer een werkgever in 2016 een arbeidsgehandicapte werknemer in dienst heeft, heeft deze recht op een premiekorting van 7.000 euro per jaar bij een dienstverband van ten minste 36 uur. Wanneer een werknemer minder dan 36 uur per week werkt, zal de premiekorting evenredig verminderd worden. De premiekorting kan nooit hoger zijn dan het totale bedrag aan premies wat betaald moet worden. Daarnaast kan het zijn dat een werknemer de werkgever niet verteld heeft over zijn ziekte of handicap. Wanneer een werknemer 2 maanden in dienst is, mag de werkgever hier naar vragen. De werknemer is dan verplicht om openheid van zaken te geven.
Samenloop van premiekortingen
Het kan voorkomen dat een werkgever zowel recht heeft op de premiekorting oudere werknemers als op de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers. Deze premiekortingen kunnen echter niet tegelijkertijd toegepast worden. Wanneer beide rechten gelden, moet enkel de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers worden toegepast.
Dit geldt ook wanneer de werkgever recht heeft op zowel de premiekorting jongere werknemers als de premiekorting arbeidsgehandicapten.
U hebt een werknemer al in dienst
Als een werkgever een werknemer in dienst heeft die recht heeft op een WIA-uitkering (een WGA-uitkering of een IVA-uitkering) en zijn werk volledig of deels hervat, kan de werkgever de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers toepassen. Deze premiekorting is maximaal 1 jaar toepasbaar en uiterlijk tot de werknemer de AOW-leeftijd bereikt heeft. De premiekorting kan ook toegepast worden voor een werknemer die herplaatst wordt of waarvoor de arbeidsplaats is aangepast als die werknemer vóór 29 december 2005 arbeidsgehandicapt was op grond van de Wet op re-integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA). De premiekorting kan toegepast worden zolang het dienstverband duurt, maar maximaal 1 jaar.
U neemt een werknemer in dienst
De premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer kan door de werkgever toegepast worden wanneer deze een werknemer in dienst neemt die tot 1 van de doelgroepen van de Wet Banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten behoort. Die doelgroepen zijn:
- De werknemer is niet in staat is om 100% van het wettelijk minimumloon te verdienen en onder verantwoordelijkheid van de gemeente naar werk wordt begeleid.
- De werknemer met een Wiw-baan (Wet inschakeling werkzoekenden) of een ID-baan (In- en doorstroombaan).
- De werknemer die recht heeft op een uitkering of arbeidsondersteuning op grond van de Wet Wajong.
- De werknemer die vóór 1 januari 2015 geïndiceerd is of voor die datum een nog geldige indicatiebeschikking heeft gekregen op grond van artikel 11 van de Wet sociale werkvoorziening.
Wanneer een werkgever in 2016 zo’n werknemer in dienst neemt, dan heeft hij recht op een premiekorting van 2.000 euro per jaar bij een dienstverband van ten minste 36 uur per week. Wanneer deze werknemer minder werkt zal de premiekorting evenredig worden verlaagd.
Wanneer een werkgever een werknemer in dienst neemt kan de premiekorting ook toegepast worden wanneer 1 van de volgende situaties van toepassing is:
- De werknemer heeft recht op een WIA-uitkering (een WGA- of een IVA-uitkering).
- Het UWV heeft in een arbeidskundig onderzoek bij de werknemer vastgesteld dat er tegelijkertijd wordt voldaan aan de volgende 4 voorwaarden:
- De werknemer was op de 1e dag na afloop van de wachttijd van de WIA (of van het tijdvak van de verlengde loondoorbetalingsverplichting) voor minder dan 35% arbeidsongeschikt, waardoor hij niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering.
- De werknemer was 11 weken voor het einde van de wachttijd van de WIA (of van het tijdvak van de verlengde loondoorbetalingsverplichting) nog in dienst bij dezelfde werkgever(s) die de werknemer had toen hij ziek werd.
- De werknemer was op de 1e dag na afloop van de wachttijd van de WIA (of van het tijdvak van de verlengde loondoorbetalingsverplichting) niet in staat eigen of passend werk te doen bij de werkgever bij wie hij zich ziek had gemeld.
- De werknemer komt bij de werkgever in dienst binnen 5 jaar na de dag waarop de wachttijd van de WIA (of van het tijdvak van de verlengde loondoorbetalingsverplichting) is geëindigd.
- De werknemer is jonger dan 18 jaar, heeft door ziekte of handicap problemen gehad bij het volgen van onderwijs en komt binnen 5 jaar na afronding van dat onderwijs bij de werkgever in dienst. Op verzoek geeft UWV een verklaring af waarin staat dat de werkgever tot deze doelgroep hoort. Valt deze werknemer ook onder 1 van de doelgroepen van de Wet banenafspraak en de quotum arbeidsbeperkten, dan kan de werkgever de lagere premiekorting toepassen van 2.000 euro per jaar.
- De werknemer is 18 jaar of ouder, krijgt geen uitkering of arbeidsondersteuning op grond van de Wet Wajong, heeft door ziekte of handicap problemen gehad bij het volgen van onderwijs en komt binnen 5 jaar na afronding van dat onderwijs bij de werkgever in dienst. Op verzoek geeft UWV een verklaring af waarin staat dat de werkgever tot deze doelgroep hoort. Valt deze werknemer ook onder 1 van de doelgroepen van de Wet banenafspraak en de quotum arbeidsbeperkten, dan kan de werkgever de lagere premiekorting toepassen van 2.000 euro per jaar.
- De werknemer was vóór 29 december 2005 arbeidsgehandicapt op grond van de Wet REA. Voorwaarde is wel dat de werknemer, toen hij in dienst kwam, arbeidsgehandicapte in de zin van de Wet REA was (of was geweest als de Wet REA niet was ingetrokken). Dit gaat bijvoorbeeld om een werknemer die recht had op een WAO-uitkering of een Waz-uitkering toen hij in dienst kwam.
In deze situaties kan de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers worden toegepast en heeft de werkgever recht op een premiekorting van 7.000 euro per jaar. Dit kan zolang de werknemer in dienst is, maar maximaal 3 jaar en uiterlijk tot de AOW-leeftijd is bereikt. Wanneer de werknemer minder dan 36 uur werkt, moet de premiekorting evenredig worden verlaagd. De premiekorting zal nooit meer zijn dan de werkgever aan premies moet betalen.
Geen recht op premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers
Voor de volgende situaties heeft de werkgever geen recht op de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers:
- Voor een werknemer van wie de dienstbetrekking is geëindigd en voor wie de werkgever tijdens deze dienstbetrekking geen recht had op de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer en die binnen 6 maanden weer bij de werkgever in dienst treedt.
- Voor dienstbetrekkingen die op grond van de Wet sociale werkvoorziening (WSW) volledig gesubsidieerd zijn of die vallen onder zogenoemd beschut werk op grond van de Participatiewet. Wanneer de dienstbetrekking slechts deels gesubsidieerd is, komt de werkgever wel in aanmerking voor de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer.
Premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers toepassen
De werkgever hoeft de Belastingdienst geen toestemming te vragen om de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer toe te passen. Daarnaast mogen de premies werknemersverzekeringen waarmee werkgever de premiekorting verrekent betrekking hebben op andere werknemers dan de werknemer(s) waarvoor de werkgever het recht op de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers heeft.
Werknemer opnieuw in dienst na een volledige premiekortingsperiode
Het kan zijn dat een werkgever de dienstbetrekking heeft beëindigd van een werknemer waarvoor hij de premiekorting heeft toegepast voor de maximale periode van 1 jaar (wanneer de werkgever de premiekorting heeft toegepast wanneer hij de werknemer al in dienst had) of voor de maximale periode van 3 jaar (wanneer de werkgever de premiekorting heeft toegepast wanneer hij de werknemer in dienst nam). Wanneer de werkgever deze werknemer opnieuw in dienst neemt binnen 1, respectievelijk 3 jaar na afloop van de premiekortingsperiode, mag de werkgever de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers niet meer toepassen voor deze werknemer.
Werknemer opnieuw in dienst na een onvolledige premiekortingsperiode
Een onderbreking van het dienstverband kan gevolgen hebben voor de periode waarin de werkgever de premiekorting mag toepassen. Deze gevolgen zijn afhankelijk van de duur van de onderbreking. Wanneer het dienstverband minder dan 3 maanden onderbroken is kan er vanuit gegaan worden dat er geen onderbreking heeft plaatsgevonden en mag de premiekorting nog steeds een volledig jaar of een volledige 3 jaar toegepast worden, afhankelijk van of de werkgever de premiekorting heeft toegepast wanneer de werknemer al in dienst was of wanneer hij de werknemer in dienst nam. Dit houdt in dat als de premiekorting maximaal een jaar toegepast kan worden en bijvoorbeeld vanaf 1 januari 2015 is toegepast en het dienstverband 1 maand is onderbroken, de premiekorting daarna hervat kan worden en 1 februari 2015 pas eindigt. Wanneer het dienstverband langer dan 3 maanden onderbroken is, zal de premiekortingsperiode niet worden verlengd en zal de premiekorting maximaal doorlopen tot de huidige einddatum. Wanneer een dienstverband langer dan 3 jaar is onderbroken, zal er een nieuwe premiekortingsperiode van 3 jaar ingaan.
U neemt een onderneming over
Wanneer een onderneming overgenomen wordt, kan het zijn dat er werknemers mee overkomen, waar de oude werkgever premiekorting voor toepaste. De nieuwe werkgever kan deze premiekortingen dan voor de resterende periode overnemen. Er is sprake van een overname bij een fusie of splitsing, maar bijvoorbeeld ook wanneer een eenmanszaak in een bv wordt ingebracht.
3. Premiekorting jongere werknemers
Wanneer een werkgever een werknemer in dienst neemt in de leeftijd van 18 tot en met 26 jaar, kan hij in aanmerking komen voor de premiekorting jongeren werknemers onder de volgende voorwaarden:
- De werkgever heeft de werknemer vóór 1 januari 2016 in dienst genomen en de werknemer was op dat moment 18 jaar of ouder, maar niet ouder dan 26.
- De werknemer had recht op een WW-uitkering of een uitkering op grond van de Participatiewet voordat hij bij de werkgever in dienst kwam.
- De werknemer heeft een arbeidsovereenkomst of een publiekrechtelijke aanstelling voor ten minste 32 uur per week met een duur van ten minste 6 maanden. Als de werknemer in dienst komt op of na 1 juli 2015 en vóór 1 januari 2016, moet hij een arbeidsovereenkomst hebben voor ten minste 2 uur per week met een duur van tenminste 6 maanden.
De werkgever heeft maximaal 2 jaar recht op de premiekorting vanaf het moment dat de werknemer in dienst komt, tot het einde van de dienstbetrekking en uiterlijk tot en met 31 december 2017. De premiekorting betreft 3.500 euro per jaar.
Doelgroepverklaring en schriftelijke arbeidsovereenkomst
Voordat een werkgever de premiekorting mag toepassen, moet hij sinds 1 januari 2015 de beschikking hebben over:
- Een doelgroepverklaring van UWV of de gemeente waaruit blijkt dat de werknemer direct voordat hij bij de werkgever in dienst trad, recht had op een uitkering. De werknemer vraagt de doelgroepverklaring aan. De werkgever kan de doelgroepverklaring ook zelf aanvragen als de werknemer hem daarvoor machtigt.
- Een schriftelijke arbeidsovereenkomst of een publiekrechtelijke aanstelling voor ten minste 32 uur per week met een duur van ten minste 6 maanden. Als de werknemer in dienst komt op of na 1 juli 2015, moet hij een arbeidsovereenkomst hebben voor ten minste 2 uur per week met een duur van tenminste 6 maanden.
De werkgever dient de doelgroepverklaring van het UWV of de gemeente, waaruit blijkt dat de werknemer recht had op een WW- of bijstandsuitkering, bij zijn loonadministratie te bewaren. Dit geldt ook voor de schriftelijke arbeidsovereenkomst of publiekelijke instelling van de werknemer.
Wanneer een werkgever vóór 1 januari 2015 al recht had op de premiekorting jongere werknemers voor een werknemer, dan hoeft de werkgever voor deze werknemer geen doelgroepverklaring en geen schriftelijke arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling te hebben.
Samenloop van premiekortingen
Het kan voorkomen dat een werkgever zowel recht heeft op de premiekorting jongere werknemers als op de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers. Deze premiekortingen kunnen echter niet tegelijkertijd toegepast worden. Wanneer beide rechten gelden, moet enkel de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers worden toegepast.
Geen recht op premiekorting jongere werknemers
In de volgende twee gevallen heeft de werkgever geen recht op de premiekorting jongere werknemers:
- De werkgever krijgt van de gemeente voor de werknemer een loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet.
- De werkgever heeft een werknemer voor 1 januari 2014 in dienst genomen en heeft de arbeidsovereenkomst daarna beëindigd. De werkgever heeft dan geen recht op de premiekorting als hij deze werknemer binnen 3 maanden na het einde van de overeenkomst opnieuw in dienst neemt. De belastingdienst beschouwd de 2e dienstbetrekking dan als een voortzetting van de beëindigde dienstbetrekking.
Premiekorting jongere werknemers toepassen
De werkgever hoeft de Belastingdienst geen toestemming te vragen om de premiekorting jongere werknemer toe te passen. Daarnaast mogen de premies werknemersverzekeringen waarmee u de premiekorting verrekent betrekking hebben op andere werknemers dan de werknemer(s) waarvoor de werkgever het recht op de premiekorting jongere werknemers heeft.
Werknemer opnieuw in dienst na onvolledige premiekortingperiode
Een onderbreking van het dienstverband kan gevolgen hebben voor de periode waarin u de premiekorting mag toepassen. Deze gevolgen zijn afhankelijk van de duur van de onderbreking. Wanneer het dienstverband minder dan 3 maanden onderbroken is kan er vanuit gegaan worden dat er geen onderbreking heeft plaatsgevonden en mag de premiekorting nog steeds de volledige 2 jaar toegepast worden. Dit houdt in dat als de premiekorting vanaf 1 januari 2015 is toegepast en het dienstverband 1 maand is onderbroken, de premiekorting daarna hervat kan worden en 1 februari 2017 pas eindigt. Wanneer het dienstverband langer dan 3 maanden onderbroken is, zal de premiekortingsperiode niet worden verlengd, maar maximaal 2 jaar blijven. Wanneer het dienstverband langer dan 6 maanden is onderbroken, dan gaat een nieuwe premiekortingsperiode van 2 jaar in. De werkgever moet dan wel aan alle voorwaarden voldoen voor de premiekorting jongere werknemers.
De werkgever voldoet tijdelijk niet aan de voorwaarden
Als de werkgever tijdens de premiekortingsperiode tijdelijk niet aan de voorwaarden voor de premiekorting voldoet, heeft dat gevolgen voor de periode waarin de werkgever de premiekorting mag toepassen. Dit geldt wanneer:
- De werkgever zijn werknemer tijdelijk een arbeidsovereenkomst geeft voor minder dan 32 uur of, vanaf 1 juli 2015, een arbeidsovereenkomst voor minder dan 24 uur.
- De werkgever zijn werknemer tijdelijk een arbeidsovereenkomst geeft met een duur van minder dan 6 maanden.
Wanneer de werkgever korter dan 3 maanden niet aan de voorwaarden voldoet, mag hij in deze periode de premiekorting niet toepassen, maar wordt de premiekortingsperiode verlengd. De volledige premiekorting periode wordt dus in totaal weer 2 jaar. Wanneer de werkgever 3 maanden of langer maar maximaal 6 maanden niet aan de voorwaarden voldoet, dan wordt de premiekortingsperiode niet verlengd. Deze blijft maximaal 2 jaar. In de periode waarin u niet aan de voorwaarden voldoet, mag u de premiekorting niet toepassen.
Als de werkgever langer dan 6 maanden niet aan de voorwaarden voldoet doordat de werknemer minder dan 32 uur gaat werken en breidt de werkgever daarna weer uit naar ten minste 32, dan mag de werkgever de premiekorting niet opnieuw toepassen. Vanaf 1 juli 2015 geldt dat de werkgever niet aan de voorwaarden voldoet als het aantal uren minder dan 24 is.
U neemt een onderneming over
Wanneer een onderneming overgenomen wordt, kan het zijn dat er werknemers mee overkomen, waar de oude werkgever premiekorting voor toepaste. De nieuwe werkgever kan deze premiekortingen dan voor de resterende periode overnemen. Er is sprake van een overname bij een fusie of splitsing, maar bijvoorbeeld ook wanneer een eenmanszaak of vof in een bv wordt ingebracht.
4. Premiekortingen berekenen
Er zit een verschil tussen hoe de premiekortingen van de oudere werknemers en de arbeidsgehandicapte werknemers worden berekend en de berekening van premiekortingen van de jongere werknemers. Hieronder zullen deze verschillen worden geïllustreerd.
Premiekorting in dienst nemen oudere werknemers en arbeidsgehandicapte werknemers berekenen voor:
Werknemers die niet fulltime werken
Als de werknemer minder dan 36 uur per week voor de werkgever werkt, moet de werkgever het bedrag van de premiekorting evenredig verlagen. De werkgever doet dit bij werknemers met een vast overeengekomen aantal uren door de overeengekomen arbeidsduur te delen door 36 en te vermenigvuldigen met de maximale premiekorting. Als een werknemer waarvoor premiekorting kan worden toegepast bijvoorbeeld een deelcontract heeft van 20 uur, is de premiekorting voor deze werknemer 20/36 x 583,34 = 324,08 euro per maand. De 583,34 euro is het maximale bedrag van de premiekorting per jaar (7.000 euro) gedeeld door 12. Is het vast overeengekomen aantal uren meer dan 36, dan moet de werkgever alsnog uitgaan van 36 uur.
Werknemers zonder vast overeengekomen arbeidsduur
Bij werknemers zonder vast overeengekomen arbeidsduur moet de werkgever uitgaan van de uitbetaalde uren in het aangiftetijdvak gedeeld door de normuren per 4 weken (144) of per maand (156). Als de werkgever meer uren heeft uitbetaald dan de normuren, gaat u uit van de normuren en niet de uitbetaalde uren. Bijvoorbeeld: een werknemer heeft geen vast overeengekomen arbeidsduur, maar de werkgever heeft wel recht op de premiekorting. In januari 2015 heeft de werkgever de werknemer voor 120 uur betaald. De werkgever heeft een aangiftetijdvak van een maand. De maximale premiekorting per maand is 7.000/12 = 583,34 euro. De premiekorting voor deze werknemer wordt dan 120/156 x 583,34 = 448,73 euro.
Werknemers met een dienstbetrekking die niet het hele aangiftetijdvak duurt
Als een werknemer met een vast overeengekomen aantal uren niet het hele aangiftetijdvak bij de werkgever in dienst is, moet de werkgever het bedrag van de premiekorting evenredig verlagen. De werkgever vermenigvuldigt het bedrag aan de premiekorting waarop hij recht zou hebben als de werknemer het hele aangiftetijdvak bij hem in dienst was, met: het aantal kalenderdagen dat de werknemer bij de werkgever in dienst was, gedeeld door het aantal kalenderdagen in het aangiftetijdvak. Bijvoorbeeld: De werkgever neemt een werknemer in dienst op 9 januari 2015 in dienst voor 36 uur per week. De werkgever heeft recht op premiekorting voor deze werknemer en heeft een aangiftetijdvak van een maand. De werknemer is in januari 23 dagen bij de werkgever in dienst geweest. De maximale premiekorting per maand is 7.000/12 = 583,34 euro. De premiekorting voor deze werknemer wordt dan 23/31 x 583,34 = 432,81 euro.
Werknemers die werken op basis van stukloon
Wanneer een werkgever een werknemer in dienst heeft die op basis van stukloon werkt, dan gebruikt hij het volledige bedrag aan premiekorting per aangiftetijdvak als het brutoloon van de werknemer minstens het minimumloon per 1 januari is. Als het brutoloon van de werknemer lager is dan het minimumloon dat per 1 januari voor hem geldt, dan moet de werkgever het bedrag van de premiekorting evenredig verlagen. De werkgever vermenigvuldigt het bedrag aan de premiekorting waarop hij recht zou hebben als het brutoloon minstens het minimumloon zou zijn, met: het brutoloon van de werknemer in het aangiftetijdvak, gedeeld door het minimumloon in het aangiftetijdvak. Voor werknemers van 23 jaar en ouder geldt per 1 januari 2015 een minimumloon van 1.501,80 euro per maand en 1.386,28 euro per 4 weken. Bijvoorbeeld: Een werknemer werkt bij een werkgever op basis van stukloon. De werkgever heeft voor deze werknemer recht op de premiekorting. Het brutoloon van de werknemer is 1.000 euro per maand en de werkgever heeft een aangiftetijdvak van 1 maand. De maximale premiekorting per maand is 7.000/12 = 583,34 euro. De premiekorting voor deze werknemer wordt dan 1.000/1.501,80 x 583,34 = 388,43 euro.
Premiekorting jongere werknemer berekenen voor:
Werknemers met een dienstbetrekking die niet het hele aangiftevak duurt
Als een werknemer met een vast overeengekomen aantal uren niet het hele aangiftetijdvak bij de werkgever in dienst is, moet de werkgever het bedrag van de premiekorting evenredig verlagen. De werkgever vermenigvuldigt het bedrag aan premiekorting waarop hij recht zou hebben als de werknemer het hele aangiftetijdvak bij hem in dienst was, met: het aantal kalenderdagen dat de werknemer tijdens het aangiftetijdvak bij hem in dienst was, gedeeld door het aantal kalenderdagen in het aangiftetijdvak. Bijvoorbeeld: De werkgever neemt een werknemer in dienst voor 32 uur per week. De werknemer heeft een jaarcontract en de werkgever heeft voor deze werknemer recht op een premiekorting. De werkgever heeft een aangiftetijdvak van een maand. De werknemer is in juli 23 dagen bij de werkgever in dienst. De maximale premiekorting per maand is 3.500/12 = 291,67 euro. De premiekorting voor deze werknemer wordt dan 23/31 x 291,67 = 216,41 euro.
5. Premiekortingen verrekenen en toetsen
Premiekortingen verrekenen
In de aangifte loonheffingen verrekent de werkgever een evenredig deel van de jaarbedragen van de premiekortingen. Als een premiekorting in de loop van een aangiftetijdvak ontstaat of eindigt, verrekent de werkgever in dat tijdvak een evenredig deel van het bedrag waarop hij voor het hele aangiftetijdvak recht zou hebben. De werkgever moet de premiekortingen verrekenen met het totaal van de premies werknemersverzekeringen die hij voor al zijn werknemers moet betalen, dus ook voor de werknemers waarvoor hij geen recht heeft op premiekorting.
Premiekortingen toetsen
De werkgever moet het totaalbedrag van de premiekortingen toetsen aan het totaalbedrag van de basispremie WAO/IVA/WGA, de gedifferentieerde premie Whk, de premie WW-Awf, de Ufo-premie en de sectorpremie. Het totaal van de premiekortingen mag nooit meer zijn dan de som van deze premies. Als het totaal van de premiekortingen in een aangiftetijdvak meer is dan het totaal van de te betalen premies, mag de werkgever het niet-verrekende deel van die premiekortingen verrekenen:
- In een eerder of later aangiftetijdvak in 2015
Verrekenen mag alleen als er in het andere aangiftetijdvak nog ruimte is. De werknemer voor wie de werkgever de premiekorting doorschuift, hoeft in dat eerdere of latere aangiftetijdvak niet in dienst geweest te zijn. De werkgever mag de premiekorting echter niet doorschuiven naar een vorig of volgend kalenderjaar.
- Met een aangifte van de werkgever zelf, die hij onder een ander subnummer doet over hetzelfde of een later aangiftetijdvak van 2015.
Nooit meer een subsidie missen?
Bespaar op loonkosten en maximaliseer uw winst – Ontdek hoe meer dan 80% van de bedrijven geld kan terugvorderen of besparen!
Nog vragen? Bel 030 22 70 149
Gerelateerd
Overgangsrecht Premiekorting – LKV
Sinds 1 januari 2018 zijn de premiekortingen vervangen door het Loonkostenvoordeel (LKV). Deze overgang vraagt om een aantal aanpassingen in de salarisadministratie. Voor werknemers waarvoor de werkgever in de laatste aangifte loonheffingen over het jaar 2017 nog premiekorting toepaste, geldt het overgangsrecht. Hierbij zal de premiekorting doorlopen in het LKV.
Premiekortingen 2018
Met ingang van 1 januari 2018 zijn de premiekorting oudere werknemers, de premiekorting arbeidsgehandicapten en de premiekorting jongere werknemers afgeschaft. Echter, zijn de premiekortingen oudere werknemers en arbeidsgehandicapte werknemers vervangen door de loonkostenvoordelen (LKV’s). Net als de premiekortingen, hebben de loonkostenvoordelen als doel kwetsbare groepen werknemers betere kansen te bieden op de arbeidsmarkt.
Premiekortingen 2017
Door de drukte van de dag kom je er misschien niet altijd aan toe om alle belastingvoordelen voor je klanten – de werkgevers – direct te benutten. Premiekortingen uitzoeken? Dat doe je nog wel een keer. Prima, want je kon het tot 5 jaar terugvragen. Vanaf 2018 niet meer. En nu?